OZJT achter de schermen: Toezicht.

22-12-2020

Sinds anderhalf jaar werken we in Twente op het gebied van jeugdhulp- en Wmo-maatwerkvoorzieningen volgens het Twents Model. Tijd om aan de betrokken collega’s te vragen hoe het nu gaat. Hoe ervaren zij het werken met het barrièremodel en hoe kijken zij aan tegen de nabije toekomst?

Special toezicht en doorontwikkeling barrièremodel

Aan het woord zijn toezichthouders Esther van Soest (Hengelo), Bert Grob (Enschede) en Karin van Dijk (OZJT), teamleider Nicol Oude Luttikhuis (Enschede), inkoper Denise Jager (OZJT) en juridisch adviseur Marjolein Nijkamp (OZJT).

Binnen het Twents Model staat het resultaat van hulp/ondersteuning aan de inwoner of zijn gezinssysteem centraal. Om ervoor te zorgen dat de zorg die zij nodig hebben van goede kwaliteit is hebben we kwaliteitseisen opgenomen waaraan aanbieders moeten voldoen als zij inschrijven voor het Twents Model. Om een goede inschatting te kunnen maken of zij (nog) wel voldoen aan de eisen, werken gemeenten en OZJT met het zogenaamde barrièremodel. Dit barrièremodel komt er in het kort op neer dat we met indicatoren een risico inschatting van elke gecontracteerde Wmo- en Jeugdhulpaanbieder. Hoe hoger het ingeschatte risico, hoe hoger de prioriteit is om de aanbieder te onderzoeken.

Veel aanbieders, veel onderzoeken
In 2018 startten de Twentse gemeenten de integrale inkoop Wmo 2015 en Jeugdwet ten behoeve van het Twents Model. Per 1 januari 2019 kregen meer dan driehonderd Wmo- en Jeugdhulpaanbieders een raamovereenkomst. Alle gegunde partijen hebben we volgens de systematiek van het barrièremodel gescreend. Bij een aanzienlijk deel van die aanbieders waren risico’s op het gebied van kwaliteit of rechtmatigheid. Dat betekende dat we een lange lijst met organisaties moesten onderzoeken. Hoe was dat voor toezichthouders?

Bert: “Dit is op dit moment een gegeven waar we het mee moeten doen. Het betekent dat je minder toekomt aan proactief bezoeken van aanbieders.” Voor Esther voelt het soms wel als dweilen met de kraan open.

Als het gaat om kwaliteitsonderzoek, hebben twaalf van de Twentse gemeenten die opdracht aan OZJT gegeven. Maar volgens Karin is beide doen – èn onderzoek van het barrièremodel èn proactief onderzoek – erg lastig: “Door de grote hoeveelheid rode aanbieders kwam mijn opdracht – waarvoor ik bij OZJT ben aangenomen – in het gedrang en ben ik veel bezig met rode aanbieders, die veel onderzoek vereisen. Daarnaast zijn er bij de rode aanbieders veelal rechtmatigheidsissues, terwijl ik op de kwaliteitkant zit.”

Rol(on)duidelijkheid
Onderscheid tussen rechtmatigheid en kwaliteit binnen toezicht bleek een heikel punt in de afgelopen periode. Beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar vragen wel elk hun eigen deskundigheid. Karin heeft daar vanuit haar positie mee geworsteld. Over het onderscheid tussen beide aspecten van toezicht en het verbeteren van de samenwerking, zegt Karin: “Lijkt mij een goede ontwikkeling en heeft daarnaast wel veel energie gekost. De rolonduidelijkheid ten aanzien van het OZJT heeft hierin een groot deel van het jaar parten gespeeld in de samenwerkingsoverleggen. Er waren verschillende verwachtingen wat van OZJT verwacht mag worden in deze en dit heeft geleid tot werkdruk en onderlinge wrevel.

Ook Bert merkt dat de samenwerking niet altijd vlekkeloos gaat: “Dit loopt op dit moment nog wat stroef. Met enkele gemeenten is er goed onderling contact met anderen wat minder.” De wil is er zeker wel, we maken vorderingen, maar de praktijk is weerbarstiger. Nicol: “We hebben stappen gezet in de samenwerking tussen de gemeenten die toezichthouders hebben en OZJT, maar we kunnen hier nog veel verder mee gaan; processen verder stroomlijnen en werkwijzen op elkaar afstemmen. Ik heb ook het idee dat we dit allemaal wel willen, dat de intenties goed zijn, maar dat het soms niet lukt door verschillende werkwijzen, bevoegdheden en prioriteiten binnen gemeenten/OZJT.

Perspectief
Niet alleen de samenwerking vraagt aandacht, maar ook de wijze waarop het barrièremodel werkt. Of zoals Marjolein het stelt: “Het is jammer te moeten constateren dat er meer aanbieders ‘rood’ zijn dan verwacht. Het geeft ons echter ook de gelegenheid om de wijze van beoordeling verder aan te scherpen waardoor gerichter onderzoek kan worden gedaan.” Denise ziet vanuit haar rol als inkoper wel een verklaring: “Het aantal rode aanbieders geeft af en toe een vertekend beeld. We hebben te maken met veel eenmanszaken die inschrijven. Over het algemeen hebben die eenmanszaken eigen vermogen in de onderneming, waardoor ze al in de rode zone vallen. Dit zegt in veel gevallen nog niets over de zorg die ze leveren. Misschien kunnen we de vragen nog gerichter maken.

Het vele werk aan de onderzoeken levert een vertekend beeld op. Nicol legt uit: “We leggen echter ook wel erg de nadruk op deze rode aanbieders en daardoor lijkt het weleens alsof we regionaal zakendoen met veel ‘foute’ aanbieders. En dat beeld is niet juist, want uit de cijfers voor Enschede blijkt: bij 9% van de jeugd-aanbieders die 2% van onze cliënten bedienen, hebben we zoveel vragen dat we er onderzoek naar doen. Twee derde van deze aanbieders heeft minder dan 5 cliënten. Voor de WMO-aanbieders geldt dat we bij 26% van deze aanbieders zoveel vragen hebben, dat we er onderzoek naar doen. Zij bedienen 7% van onze cliënten en twee derde van deze aanbieders heeft minder dan 5 cliënten. Het is dan ook belangrijk om te benadrukken dat het merendeel van onze zorgaanbieders goede zorg levert, en dat het merendeel van de cliënten kwalitatief goede hulp en ondersteuning krijgen.

Doorontwikkeling barrièremodel en toezicht.
Dat brengt ons bij de doorontwikkeling waar we nu mee bezig zijn. In de kern gaat het erom dat we de mogelijkheden verkennen om snellere slagen te maken bij het onderzoeken van aanbieders. Ook het verder stroomlijnen van de samenwerking tussen de Twentse gemeenten en OZJT nemen we hierbij onder de loep. Daarnaast onderzochten we of er al in de inschrijvings-/gunningsfase mogelijkheden onbenut bleven om zorgaanbieders van de aanbesteding uit te sluiten. Soms is op voorhand al duidelijk dat een organisatie niet voldoet aan de eisen en/of voorwaarden.

Nicol: “Ik vind het noodzakelijk dat we deze doorontwikkeling maken. Daarom heb ik samen met gemeente Hengelo en OZJT een memo opgesteld om hier onderzoek naar te doen. We zien met elkaar kansen om al verbeteringen door te voeren bij de nieuwe inschrijvingsronde in september. En dat is belangrijk, want we hebben geleerd dat het veel meer moeite kost om het contract van een aanbieder te ontbinden, dan aan de voorkant uit te sluiten.” Marjolein beaamt dat: “Deze doorontwikkeling is van groot belang. Het geeft de mogelijkheid om aan de voorkant nog beter te toetsen of samenwerking met een aanbieder succesvol zal zijn. Mijn verwachting is dat de gemeenten beter dan nu het geval is op voorhand aanbieders kunnen weren waarvan aantoonbaar is dat die geen goede zorg zullen gaan leveren.

Daar sluit Esther zich van harte bij aan: “Ik vind het heel goed dat we nu ook onze aandacht verleggen naar de instroom van nieuwe aanbieders, waardoor er in een veel eerder een aantal zaken bekeken worden die een beeld geven van de organisatie.”

De eerste plannen zijn de afgelopen maanden verder uitgewerkt, zodat ze op 1 september van kracht konden worden. Zowel bij deze maatregelen, als bij eventuele plannen voor de komende maanden moeten we diverse collega’s betrekken, aldus Bert. “Ik verwacht dat er medewerkers vanuit alle lagen worden betrokken bij deze doorontwikkeling. Ik denk hierbij aan Wmo-consulenten, Wijkcoaches, toezichthouders, enzovoort. Kortom een brede groep mensen die de afgelopen jaren heeft gewerkt met de uitvoering van het barrièremodel.”

Corona: wat nu…
Toen de doorontwikkeling van het barrièremodel eenmaal op stoom kwam, kwamen we middenin de coronacrisis. Toezichthouders gingen zo goed en zo kwaad als het kon door met hun onderzoeken. Maar er konden even geen bezoeken afgelegd worden aan aanbieders.

Deze situatie heeft zeker invloed op hoe je omgaat met aanbieders. Bert: “Het betekent dat je met het doen van onderzoeken hier rekening mee moet houden en wat coulanter moet zijn in bepaalde afwegingen.”

Collega’s hebben deze periode ook benut om werk dat bleef liggen af te ronden. Karin zegt daarover: “Door de corona-maatregelen vielen de bezoeken naar de aanbieders stil. Ik had echter nog zo veel werk om af te handelen dat ik voorlopig nog wel vooruit kon. Veel verslagen en rapporten waren nog blijven liggen. Daarnaast kon ook veel digitaal afgehandeld worden, waardoor we wel vooruit konden. Extra uitvragen ter ondersteuning van contractmanagement bijvoorbeeld kan digitaal gebeuren. Het verwerken van de vragenlijsten aan gezinshuizen is ook allemaal digitaal gegaan. Door de gedwongen pas op de plaats, kon er ook enige achterstand weggewerkt worden.”

Hoewel de ‘lock-down’ dus ook voordelen had, is het niet ideaal voor het werk van toezichthouders. Nicol: “Ik merk dat de toezichthouders niet kunnen wachten tot ze weer op bezoek kunnen bij aanbieders”.

Nog een laatste blik terug
De gedrevenheid van het team toezicht, dat is wat Bert is vooral is bijgebleven van het afgelopen half jaar.

Enerzijds dat we beseffen dat we het onszelf lastig hebben gemaakt, door met ruim 300 aanbieders een contract aan te gaan, en dat het juridisch moeilijk is om afscheid te nemen van een gecontracteerde aanbieder” blikt Nicol terug, “Maar anderzijds ook dat hierdoor de durf is ontstaan om stappen te nemen, zoals doorlopende inschrijving omzetten naar 2x per jaar en meer checks bij inschrijving te gaan doen.”

En het was ook vooral een bijzondere periode door corona”, vult Esther aan.

Cookie-instellingen