Voorbeelden van transformatie

Pilot Jeugdzorg in gemeente Hellendoorn

Grotere rol voor jeugdarts leidt tot effectievere zorg voor het gezin

Samenwerking en afstemming voorkomt langdurig en kostbaar zorgtraject

 

Lang niet alle problemen bij jongeren en in gezinnen vragen om specialistische en dus dure zorg.

Door in een vroegtijdig stadium de tijd te nemen om het probleem goed te inventariseren, kan met tijdige laagdrempelige ondersteuning vaak een lang en duur zorgtraject worden voorkomen. Naast de huisarts kan de jeugdarts bij die inventarisatie  een belangrijke rol spelen. 

Dat zijn twee van de uitkomsten van “De arts als centrale figuur in de jeugdzorg”, een proefproject in de gemeente Hellendoorn.
Het was al langer duidelijk, dat er in de jeugdzorg geregeld langs elkaar heen werd gewerkt, waardoor te veel hulpverleners bij een gezin betrokken waren die dat van elkaar nauwelijks wisten.
De samenwerking tussen de bestaande zorgstructuren moest dus beter. Dat zou kunnen worden bereikt door de regie bij de gemeente – op lokaal niveau dus - te leggen, was de gedachte in Den Haag.

Koppen bij elkaar
Maar hoe organiseer je integrale jeugdhulp die tegelijk toegankelijk, kwalitatief goed, effectief en betaalbaar is? Voor die vraag zagen gemeenten zich gesteld toen duidelijk werd dat zij vanaf januari 2015 verantwoordelijk zouden worden voor de jeugdzorg.
Om daarop een antwoord te vinden staken in de gemeente Hellendoorn de jeugdartsen, een huisarts , de thuisbegeleiding en de gemeente de koppen bij elkaar. Door middel van een pilot is geprobeerd het verwijsbeleid van huisartsen in beeld te krijgen, en de samenwerking tussen huis- en jeugdartsen en thuisbegeleiding te verbeteren.
Een doelmatiger verwijzing en inzet op maat van thuisbegeleiding worden gezien als instrumenten om de jeugdzorg tegelijk effectief en betaalbaar te laten zijn. Daarvoor is een intensieve lokale samenwerking tussen huis- en jeugdartsen van belang, weet men inmiddels in Hellendoorn. “Jeugdartsen hebben meer tijd en mogelijkheden om zich te verdiepen in de totale situatie van een kind”, zegt Claudia Stam, die het project vanuit de gemeente heeft begeleid. “In de tien minuten van een huisartsenconsult kun je veel signalen oppikken, maar is nauwelijks tijd om echt door te vragen. Die tijd kan de jeugdarts wel nemen. Bovendien heeft de jeugdarts korte lijnen met bijvoorbeeld de school. Samen met de kennis van de huisarts ontstaat zo een completer beeld, met name ook van de gezinssituatie. Vanuit dit totaalbeeld kan de jeugdarts, vaak met relatief laagdrempelige ondersteuning, goede resultaten boeken. Zo wordt onnodige doorverwijzing naar specialistische hulp voorkomen.”

Jeugdartsen werkten tot voor kort erg in de luwte, relatief onzichtbaar voor het publiek en ook voor de meeste huisartsen. Vandaar dat van hun expertise nog te weinig gebruik wordt gemaakt, denkt men in Hellendoorn. Het Hellendoornse proefproject heeft, met subsidie van de provincie Overijssel ,daarom ingezet op een veel steviger lokaal netwerk waarin huisartsen en jeugdartsen hun krachten bundelen om jeugdhulp effectief te laten zijn. Zo kan overzorg worden vermeden en tegelijk worden voorkomen dat de vaak complexe problematiek wordt gemedicaliseerd.

Zorgbehoefte als leidraad
Hoe het in de praktijk ging? Huisartsen en jeugdartsen werden bij elkaar gebracht, schetst Stam de werkwijze. Zo werd duidelijk waar de mogelijkheden van de huisartsen en jeugdartsen elkaar konden aanvullen en versterken. Door de contacten over en weer kwamen problemen in een breder perspectief te staan. Huisartsen schakelden sneller een jeugdarts in. Die dan bijvoorbeeld in het vervolggesprek merkte dat een kind depressieve klachten vertoonde, doordat het thuis niet allemaal even goed ging. Vaak bleek dan dat de inzet van thuisbegeleiding een goede remedie was en was dure gespecialiseerde hulp niet nodig.
Wat ook uit de proef bleek: het is belangrijk dat hulp door de thuisbegeleiding niet volgens een van te voren vaststaand stramien gebeurt, maar naar behoefte. Dus niet indiceren voor een bepaald aantal uren, verdeeld over bepaalde dagen, maar afhankelijk van behoeften en ontwikkelingen hulp inzetten. Het uitgangspunt is ook hier: niet de zorgstructuur maar de zorgvraag staat centraal.
Los van deze direct praktische resultaten is een veel beter beeld ontstaan van de lokale zorgstructuren en is er zicht gekomen op de echte zorgbehoefte van gezinnen.

En nu verder
De Hellendoornse proef is na een looptijd van twee jaar ten einde. De deelnemende huis- en jeugdartsen zijn zonder uitzondering enthousiast.  En ook de gespecialiseerde zorginstellingen ervaren de positieve resultaten. Dimence bijvoorbeeld meldt: “ Voorheen kregen wij aanmeldingen van kinderen die niet bij ons thuishoren. Die kinderen kunnen wij niet helpen en moeten we dus terugverwijzen. Dat zien we bij andere gemeenten nog steeds gebeuren, maar vanuit Hellendoorn krijgen we de laatste tijd alleen nog maar terechte verwijzingen, waar we iets mee kunnen.”
De Hellendoornse wethouder Johan Coes voelt er dan ook veel voor om het proefproject om te zetten in een structurele aanpak. Voor een deel is dit inmiddels ook gebeurd. Voor de extra uren van de jeugdarts is extra budget gereserveerd. “Maar het is ook zaak dat de samenwerking wordt bijgehouden en geïntensiveerd. Daar willen we als gemeente  graag een rol in blijven vervullen. Ook de flexibele manier van inzetten van thuisbegeleiding willen we graag voortzetten. Specialistische hulp is vaak duurder. Er wordt dus ook geld bespaard. Alleen heeft het nog iets meer tijd nodig om die werkwijze daadwerkelijk in te voeren, omdat er ook in Twents verband afspraken zijn gemaakt over de inkoop en inzet van jeugdhulp.“

Coes is optimistisch: “Als we met zijn allen vinden dat dit de juiste aanpak is en dat we op de goede weg zijn, dan vinden we wel een manier om die weg ook te vervolgen. Dit is tenslotte waar we het allemaal voor doen, toch? Goede en slim georganiseerde jeugdhulp, op lokale leest geschoeid.”

Cookie-instellingen