Marieke: “We zien dat hoogbegaafde kinderen (en hun ouders) zowel thuis als op school problemen kunnen ervaren. Hoogbegaafden kunnen zich vaak goed aanpassen en gaan onderpresteren, waardoor het voor docenten lastig is om hoogbegaafdheid te zien. Doordat hoogbegaafdheid niet wordt gesignaleerd, worden de kinderen onvoldoende uitgedaagd en wordt er minder goed aangesloten bij de ontwikkelbehoefte van het kind. We zien dat ouders thuis opvoedingsproblemen ervaren of een ander kind zien dan op school. Ouders kloppen aan bij de school met deze signalen, maar de school deelt deze zorgen niet altijd. Wanneer scholen de zorgen van ouders niet delen, voelen ouders zich niet gehoord op school. We zien dat de relatie tussen school en ouders verslechtert en de onderlinge communicatie minder wordt.”
“Ouders en school delen niet altijd dezelfde zorgen”
“Als ouders problemen ervaren met de opvoeding gaan ze geregeld zelf op zoek naar hulp via gemeenten, huisarts of internet. Zij krijgen dan extra hulp bijvoorbeeld gericht op het begrijpen en opvoeden van hun hoogbegaafde kind. Bovendien begrijpen en delen de hulporganisaties meestal de zorgen van ouders, waardoor ouders bij deze organisaties een luisterend oor vinden. De jeugdhulporganisatie deelt de zorgen van de ouders en klopt aan bij school voor een gesprek, maar school deelt de zorgen niet altijd en ziet daarom geen noodzaak voor een gesprek. De hulpverlener adviseert de school. Maar omdat er geen samenwerking heeft plaatsgevonden tussen de jeugdhulporganisatie en de school, zijn de adviezen niet afgestemd op de school. Een voorbeeld van een advies is dat het kind altijd toetsen moet maken in een stille ruimte. Dat is op scholen niet altijd mogelijk. Doordat de adviezen niet altijd passend zijn, lukt het scholen niet de adviezen in praktijk te brengen. We zien dat ouders hierdoor nog meer frustraties ervaren. Ouders willen dat het kind ook op school extra hulp krijgt. Soms vragen scholen als ‘bewijs’ bijvoorbeeld een intelligentietest, voordat ze aanpassingen willen doen voor het kind."
“Ouders en school kunnen door financiering niet dezelfde hulpverlener inschakelen”
"Vanuit de Wet passend onderwijs hebben scholen zorgplicht. Elke leerling die bij een school is aangemeld moet een zo passend mogelijke vorm van onderwijs krijgen. Scholen willen hiervoor extra hulp van buiten inschakelen, maar weten niet waar ze terecht kunnen. Er wordt bijvoorbeeld extra hulp gevonden voor het aanleren van vaardigheden. Dit wordt geboden door een andere zorgorganisatie dan de organisatie die door de gemeente is aangesteld, omdat hulp op school niet wordt vergoed door de Jeugdwet. Ouders en kind hebben hierdoor te maken met twee verschillende organisaties die apart van elkaar bezig zijn met het kind. We zien dat de samenwerking tussen deze organisaties dan niet altijd goed verloopt.”
"Ontmoet elkaar en weet wat alle organisaties kunnen bieden"
Het beschreven scenario is een schets van het uiterste, om de mechanismes die eronder zitten scherp te maken, legt Marieke uit. “Dit geeft een beeld van wat er allemaal tot problemen kan leiden. Die onderliggende mechanismes moet je eerst helder hebben om de samenwerking te kunnen verbeteren. Dit geldt dus niet voor alle hoogbegaafden.”
De belangrijkste aanbeveling is om elkaar te ontmoeten en te weten wat alle organisaties kunnen bieden. Zo kunnen de partijen elkaar sneller vinden. Die eerste stap is inmiddels gezet! In deze rapportage lees je alle aanbevelingen om de samenwerking tussen de partijen te verbeteren. Of bekijk hier de factsheet. Het onderzoek is gedaan in opdracht van Ontwikkeltafel 3 - Onderwijs en Zorg. Naar aanleiding van het rapport wordt besloten met welke aanbevelingen ze aan de slag gaan!