Samen leggen ze verbindingen in de regio door bijvoorbeeld gesprekken met de gemeente, sociaal domein en andere partijen te voeren om ervoor te zorgen dat het zorglandschap zo goed als mogelijk is ingericht en de zorg toegankelijk blijft. Menzis houdt zich niet alleen bezig met de inkoop van zorg voor de zorgverzekeringswet, maar ook met de aansluiting tussen de verschillende domeinen, zoals de invloed van de WMO op de zorgverzekeringswet. Menzis heeft bepaalde regio's waar veel verzekerden wonen, daar voelt ze zich verantwoordelijk voor. Zorgverzekeraars krijgen steeds meer een regiefunctie in het organiseren van totale zorg in de regio. Het gaat veel meer om het samen goed organiseren en niet zo zeer om het regionaal concurreren.
Wat is jullie ervaring in het wachtlijstvrij werken of het wachtlijsten oplossen vanuit andere domeinen, en wat kunnen wij daarvan leren?
De eerste keer dat ik een rapport moest maken over wachttijden in de regio is twintig jaar geleden. Wachttijden is iets van alle tijden en door de jaren heen zien we de wachttijden wel wat fluctueren, maar ze verdwijnen nooit helemaal. We hebben gezien dat als wij extra geld en capaciteit inzetten dat niet direct wat met de wachttijden deed. Soms gebeurde zelfs het tegenovergestelde. We moeten samen nadenken hoe we zorgcapaciteit optimaal kunnen benutten. Met behulp van het integraal zorgakkoord gaan we proberen om de vraag naar zorg aan te sluiten op de werkelijke hulpvraag die mensen hebben. Met de juiste hulpvraag bedoel ik dat het soms lijkt of de GGZ zorg nodig is en iemand ook wordt verwezen naar de GGZ, maar eigenlijk de hulpvraag over heel wat anders gaat, bijvoorbeeld over eenzaamheid of over schuldproblematiek. Vandaaruit kunnen symptomen naar voren komen die duiden op een psychiatrische stoornis, maar daar hoeft die psychiatrische stoornis helemaal niet aan ten grondslag te liggen. Dat zien we ook landelijk in een aantal proefregio’s terug waarin bij de wachttijden, bij de transfertafels breder gekeken wordt naar wat nodig is voor de mensen die worden verwezen. En blijkt dat 20 tot 30% van de mensen die verwezen werden door de huisarts naar de GGZ, eigenlijk helemaal niet op GGZ zorg zit te wachten maar veel meer op een andere oplossing voor de hulpvraag. We moeten dan ook gebruik maken van het sociaal domein. Als er werkelijk sprake is van een depressie dan moet er kunnen worden doorverwezen naar de GGZ. Maar dat kan alleen op het moment dat je elkaar versterkt, anders blijft iedereen zich bezighouden met problematiek waar ze niet de oplossing voor hebben.
Hoe ga je er nu voor zorgen dat je elkaar gaat versterken en elkaar gaat vinden?
Er is gestart met een regionale tafel voor de aanpak wachttijden en hiervoor zijn huisartsen, GGZ en gemeenten uitgenodigd. Een aanpak wachttijden vraagt van iedereen dat we op een andere manier gaan kijken naar zorg verlenen. We moeten een concretiseringslag gaan maken op wat er in het integraal zorgakkoord beschreven staat. Daarin staat namelijk dat we mentale gezondheidscentra op moet zetten in de regio, waarin je breder kijkt dan alleen de curatieve zorg. Waar je integraal kijkt naar wat de hulpvraag nu echt is en wat de meest passende oplossing voor die hulpvraag is. Waar nodig moet de GGZ worden ingeschakeld.
Een goed voorbeeld hiervan is de pilot "Integrale triage" in Noord-Enschede. Daar is een samenwerking tussen de verschillende domeinen en verschillende zorgverleners opgezet om op zoek te gaan naar de meest passende oplossing voor de vraag.
Dus als ik naar de huisarts ga en ik zeg "ik zit niet lekker in mijn vel", dan zou hij me dus doorverwijzen naar zo’n “mentaal gezondheidscentrum”?
Die huisarts die zal kijken wat er aan de hand is. Als jij bij de huisarts komt met "ik kan mijn rekening niet meer betalen en voel me daar heel ongelukkig door", dan zal het vrij duidelijk zijn voor de huisarts dat hij de schuldhulpverlening of in ieder geval begeleiding voor de financiële situatie zal moeten inschakelen. Dus bijvoorbeeld het gemeenteloket. Op het moment dat de GGZ duidelijk op de voorgrond staat dan kan er uiteraard ook rechtstreeks naar de GGZ worden verwezen.
Het gaat juist die situatie waar de huisarts aangeeft dat iemand vaak langskomt met mentale klachten. De huisarts verwijst deze persoon nu vaak naar de GGZ. De passende hulpvraag is niet duidelijk en het legt een zwaar beslag op de huisartspraktijk. In zo’n geval kan de huisarts straks doorverwijzen naar het mentale gezondheidscentrum om de hulpvraag te verduidelijken.
Wat vinden huisartsen daarvan?
Huisartsen zijn op zoek naar ondersteuning bij de problematiek waar ze tegenaan lopen, vooral voor de mensen die veelvuldig bij hen aan de voordeur staan. Daarnaast willen ze dat er capaciteit vrij is voor mensen die echte GGZ-problematiek hebben en die moeten worden doorverwezen. Als dat niet lukt, blijft de huisarts de verantwoordelijkheid houden voor de zorg aan die cliënt. Om dit allebei te kunnen organiseren, hebben we het sociaal domein nodig om die capaciteit vrij te spelen in de GGZ en daarmee de wachtlijst naar beneden te kunnen brengen.
Dit doen jullie dus al in de volwassenen-GGZ?
We zijn aan het opstarten in de volwassenen-GGZ met de opzet van mentale gezondheidscentra. Er is een groot schot tussen: wanneer is het een behandeling en wanneer gaat het om begeleiding/ondersteuning van mensen? Wanneer gaat het over zelfregie en wanneer gaat het over curatieve zorg?Dat maakt het inzetten van de juiste hulp in de volwassenen GGZ uitermate moeilijk en dan hebben we het nog niet eens of de discussie wie wat betaalt.
Wat je in ieder geval wil voorkomen is dat er tig mensen bij de hulpverlening betrokken zijn die allemaal langs elkaar heen werken vanwege bijvoorbeeld AVG. Je wil dat de zorgverleners zoveel mogelijk hun werk kunnen doen en dat de zorg zo efficiënt mogelijk kan worden ingezet.
Zorgaanbieders lopen ertegenaan dat de zorg voor mentale problemen vanuit verschillende sectoren en gelden worden bekostigd. Tussen de WMO, WLZ en ZVW staat gewoon een muur en die gegevens mag je niet zomaar delen, maar het gaat natuurlijk wel over dezelfde mensen.
Inhoudelijk moet je elkaar versterken. Eigenlijk wil je dat het systeem zo werkt dat dat je heel makkelijk kunt op- en afschalen als het nodig is. Wanneer een behandeling is afgerond en begeleiding noodzakelijk is, wil je dat iemand ook de benodigde begeleiding kan krijgen. En als behandeling weer noodzakelijk is, moet diegene niet weer maanden hoeven te wachten voordat er een behandelplek beschikbaar is. Nu komt het voor dat de behandelaar en ook de mensen die zorg nodig hebben de zorgrelatie in stand houden, omdat er geen plek voor de vervolgzorg beschikbaar is.
Maar wat vraagt dat nou, concreet?
We moeten elkaar leren kennen, want we moeten elkaar gaan vertrouwen. We moeten van elkaar weten wat de andere doet en weten hoe jij kunt versterken of de positie van de ander kan versterken. We moeten elkaar openlijk vragen durven stellen over hoe we elkaar kunnen ondersteunen, zodat niemand alleen blijft met problemen.
We merken dat meer en meer partijen de samenwerking opzoeken en ook aan anderen uitleggen waar ze mee zitten, hoe ze tot de oplossing kunnen komen en wat dat dan van elkaar vraagt. We moeten regionaal richting geven en lokaal op wijkniveau of op gemeenteniveau inrichten. Zo’n mentaal zorgcentrum moet niet één regionaal instituut zijn waar iedereen naartoe gaat, maar juist dicht bij de huisarts en het sociaal domein georganiseerd worden.
Goede verhalen bieden veel uitzicht. Hebben jullie succesverhalen?
Een mooi voorbeeld vinden we “Het Huis”, waar ze jeugdzorg bieden en het directe steunsysteem "het gezin" daar actief bij betrekken. Soms ligt het probleem niet in een kind, maar in het systeem. Dat haal je alleen naar boven als je het systeem betrekt. www.welkominhethuis.nl
Een ander mooi voorbeeld is GEM in Doetinchem. GEM gaat over het mentaal ecosysteem en richt zich op het in gezamenlijkheid een antwoord formuleren op de vraag van de cliënt. www.denieuweggz.nl/gem