Ontwikkeltafel 2 richt zich op jeugdbescherming en op jeugdstrafrecht. Voor beide onderdelen is een procesteam aan de slag gegaan om een analyse te maken van de knelpunten en van de mogelijkheden om die aan te pakken.
Het procesteam jeugdbeschermingsketen bestaat uit de 3 gecertificeerde instellingen (Jeugdbescherming Overijssel, William Schrikker Groep en Leger des Heils), Veilig Thuis Twente, Raad voor de Kinderbescherming en een afvaardiging van de 14 Twentse gemeenten.
Het procesteam jeugdstrafrechtsketen bestaat uit Politie, Jeugdreclassering, Raad voor de Kinderbescherming en een afvaardiging van de 14 Twentse gemeenten.
Jeugdbeschermingsketen
Er door het procesteam een knelpuntenanalyse gemaakt van de jeugdbeschermingsketen:
- Ouders en jongeren worden te weinig betrokken bij de beslissingen die worden genomen.
- De afstemming tussen de ketenpartners laat te wensen over, waardoor zo nu en dan onenigheid ontstaat. Dit moet eenduidiger.
- De ketenpartners maken te weinig gebruik van elkaars expertise.
- De keten wordt niet regionaal aangestuurd, iedere gemeente maakt aparte afspraken met deze ketenpartners die verschillen van elkaar.
- De doorlooptijden tussen de ketenpartners is te hoog, waardoor gezinnen soms maanden moeten wachten voordat duidelijk is of er een kinderbeschermingsmaatregel komt.
- De afgelopen jaren is het aantal kinderbeschermingsmaatregelen waar complexe scheidingsproblematiek speelt sterk toegenomen. Dit zijn geregeld casussen waarbij de strijd tussen ouders al zo is verhard, dat de betreffende jeugdbeschermer weinig kan betekenen.
- De specialistische hulp die het meest passend is, is niet altijd beschikbaar.
- Er wordt te weinig maatwerk geleverd binnen gezinnen.
- Er is sprake van een hoge werkdruk.
Aanpak
Alle partijen hebben behoefte aan afstemming op een aantal vaste, cruciale momenten in het proces jeugdbescherming. Ook is onderkend dat het gezin meer zicht, regie en zeggenschap moet krijgen in dit proces. In september 2019 is gestart met het project Jeugdbeschermingstafel. Hier is een regionale werkwijze ontwikkeld; op welke momenten vindt er afstemming plaats tussen wie? Wat moet worden besproken? En het uitgangspunt wat meegenomen moest worden: Ouders en de jongere(n) zijn bij deze besprekingen en hebben een stem in deze besprekingen.
In februari 2022 worden de Jeugdbeschermingstafels geëvalueerd. Dan wordt besloten of partijen structureel verder willen met de Jeugdbeschermingstafels.
Er is geïnvesteerd in de Twentse Monitor Jeugdbeschermingsketen om gezamenlijk overzicht te krijgen en te sturen op doorlooptijden, onderhanden werk en wachttijden.
Het afgelopen jaar is het project “complexe scheidingen” gestart. Het valt de organisaties in de jeugdbeschermingsketen op dat de casuïstiek waar zij mee te maken hebben vaak dermate is vast gelopen, dat een jeugdbeschermer tijdens de kinderbeschermingsmaatregel weinig meer kan betekenen. Daarom is het van belang om eerder te signaleren dat een scheiding complex is of wordt. Hier wordt volop samengewerkt met het initiatief van ontwikkeltafel 1.
Landelijke ontwikkelingen
In maart 2021 is het ‘toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming’ naar de Tweede Kamer verzonden. Dit gaat niet alleen iets betekenen voor de organisaties in deze keten (Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en de GI’s), maar voor het gehele jeugdhulpveld.
Alle partijen willen graag door met de samenwerking en sluiten graag aan bij een regionale samenwerkingsagenda.
Jeugdstrafrechtsketen
Er is door het procesteam Jeugdstrafrecht de volgende kenlpuntenanalyse gemaakt:
- De jeugdstrafrechtsketen is een keten waarin opvolgend wordt gewerkt en weinig inclusief.
- Een aantal jaren geleden is het Openbaar Ministerie gecentraliseerd (Arrondissement Oost).
- In 2015 is de jeugdzorg gedecentraliseerd (gemeenten).
- Het aantal raadsonderzoeken straf is de afgelopen jaren sterk afgenomen (2015: 411, 2019: 231).
- De gemiddelde leeftijd van de jongeren die een jeugdreclasseringsmaatregel hebben, gaat omhoog (2015: 17,7 jaar, 2020: 18,2 jaar)
- Na plegen van delict duurt het geregeld lang voordat jongeren op zitting moeten verschijnen (soms 1-1,5 jaar).
- Waar het jeugdstrafrecht voor de centralisatie van het OM en de decentralisatie van de jeugdzorg wel eens ‘pedagogisch’ werd ingezet (voorbeeld: voorgeleiding bij een lichter delict bij een jongere waar zorgen over zijn, om op die manier Jeugdreclassering in te zetten), zien we dit de laatste jaren minder worden. Jongeren worden gedagvaard/voorgeleid op strikt juridische gronden.
- Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdzorg, dus ook voor de ondersteuning aan de groep (beginnend) delinquente jongeren. De kennis binnen gemeenten over deze doelgroep en deze keten is beperkt.
- Politie deelt geen informatie meer in (vroegsignalerings)overleggen over jongeren, omdat dit AVG-technisch niet mag.
- Niet alle jongeren waar de politie zorg om heeft, worden gemeld bij Veilig Thuis. Hier vallen jongeren tussen wal en schip.
- In 14 gemeenten gebeurt de vroegsignalering op 14 verschillende manieren. In sommige gemeenten is er helemaal geen vroegsignalering meer sinds de politie gestopt is met het delen van gegevens.
Aanpak
Vroegsignalering functioneert niet voldoende. Sommige jongeren die risicogedrag vertonen blijven buiten beeld. In 2021 is een project gestart voor een betere inrichting van de vroegsignalering binnen de Twentse gemeente. Politie, gemeenten (lokale toegang en leerplicht), Veilig Thuis, onderwijs en jongerenwerk zijn vertegenwoordigd in het projectteam dat hiermee aan de slag is. Handreikingen worden verwacht begin 2022.
Daarnaast bleek uit een rondgang bij gemeenten dat veel gemeenten binnen het sociaal domein weinig kennis in huis hebben op het gebied van de Jeugdstrafrechtsketen. In januari 2022 wordt er een webinar/voorlichting georganiseerd waarbij alle ketenpartners zich aan de gemeenten voorstellen. Alle belangstellenden in Twente kunnen zich hiervoor aanmelden (van uitvoering tot bestuur).
Vanuit zowel het domein Veiligheid (waar burgemeesters vanuit de gemeenten verantwoordelijk zijn) als Zorg (waar wethouders vanuit de gemeenten verantwoordelijk zijn) zijn programma’s/projecten opgezet. Bestuurlijk wordt het belang van de verbinding tussen beiden domeinen onderkend.