Samengevat gaat het er bij deze ontwikkeltafel om hoe we vertraging of afwezigheid van hulp kunnen voorkomen. Om dat te kunnen realiseren zijn oplossingen nodig bij de instroom, doorstroom en uitstroom van jeugdhulp. Met ervaringen van ouders en zorgprofessionals uit alle geledingen ontwikkelen collega’s die oplossingen.
In Twente neemt het aantal problematisch verlopende echtscheidingen toe. Kinderen uit die gezinnen lopen meer risico om problemen te krijgen dan andere jongeren: thuis, op school en in relaties met anderen. Voor een deel is dat te voorkomen. Allereerst door ervoor te zorgen dat het voor hen gemakkelijker wordt ondersteuning te krijgen. Ook moet (specialistische) kennis beter beschikbaar zijn voor het gezin en zijn omgeving. Verder streven we ernaar het aantal problematisch verlopende echtscheidingen te verminderen.
Een en ander hopen we in de toekomst terug te zien in een vermindering van:
- Het aantal door de rechter uitgesproken onder toezicht stellingen (OTS)
- De inzet van dure specialistische (jeugd) zorg
- Schooluitval
Het is uitdrukkelijk niet ons doel het aantal scheidingen terug te dringen. Wel willen we beïnvloeden hoe een scheiding verloopt. Daarvoor zijn twee projecten gestart:
- Scheiding op School, looptijd van januari 2021 tot en met september 2021. In samenwerking met Villa Pinedo. Doel: bewustwording van de gevolgen van echtscheidingen bij jongeren en hun omgeving.
- Inzet van BRAM. Doel: de schade voor kinderen bij een conflictscheiding beperken. Het belangrijkste hierbij is het verminderen van langdurige conflicten tussen ouders.
Ontwikkeltafel 2 richt zich op jeugdbescherming en op jeugdstrafrecht. Voor beide onderdelen is een procesteam aan de slag gegaan om een analyse te maken van de knelpunten en van de mogelijkheden om die aan te pakken.
Het procesteam jeugdbeschermingsketen bestaat uit de 3 gecertificeerde instellingen (Jeugdbescherming Overijssel, William Schrikker Groep en Leger des Heils), Veilig Thuis Twente, Raad voor de Kinderbescherming en een afvaardiging van de 14 Twentse gemeenten.
Het procesteam jeugdstrafrechtsketen bestaat uit Politie, Jeugdreclassering, Raad voor de Kinderbescherming en een afvaardiging van de 14 Twentse gemeenten.

Jeugdbeschermingsketen
Er door het procesteam een knelpuntenanalyse gemaakt van de jeugdbeschermingsketen:
- Ouders en jongeren worden te weinig betrokken bij de beslissingen die worden genomen.
- De afstemming tussen de ketenpartners laat te wensen over, waardoor zo nu en dan onenigheid ontstaat. Dit moet eenduidiger.
- De ketenpartners maken te weinig gebruik van elkaars expertise.
- De keten wordt niet regionaal aangestuurd, iedere gemeente maakt aparte afspraken met deze ketenpartners die verschillen van elkaar.
- De doorlooptijden tussen de ketenpartners is te hoog, waardoor gezinnen soms maanden moeten wachten voordat duidelijk is of er een kinderbeschermingsmaatregel komt.
- De afgelopen jaren is het aantal kinderbeschermingsmaatregelen waar complexe scheidingsproblematiek speelt sterk toegenomen. Dit zijn geregeld casussen waarbij de strijd tussen ouders al zo is verhard, dat de betreffende jeugdbeschermer weinig kan betekenen.
- De specialistische hulp die het meest passend is, is niet altijd beschikbaar.
- Er wordt te weinig maatwerk geleverd binnen gezinnen.
- Er is sprake van een hoge werkdruk.
Aanpak
Alle partijen hebben behoefte aan afstemming op een aantal vaste, cruciale momenten in het proces jeugdbescherming. Ook is onderkend dat het gezin meer zicht, regie en zeggenschap moet krijgen in dit proces. In september 2019 is gestart met het project Jeugdbeschermingstafel. Hier is een regionale werkwijze ontwikkeld; op welke momenten vindt er afstemming plaats tussen wie? Wat moet worden besproken? En het uitgangspunt wat meegenomen moest worden: Ouders en de jongere(n) zijn bij deze besprekingen en hebben een stem in deze besprekingen.
In februari 2022 worden de Jeugdbeschermingstafels geëvalueerd. Dan wordt besloten of partijen structureel verder willen met de Jeugdbeschermingstafels.
Er is geïnvesteerd in de Twentse Monitor Jeugdbeschermingsketen om gezamenlijk overzicht te krijgen en te sturen op doorlooptijden, onderhanden werk en wachttijden.
Het afgelopen jaar is het project “complexe scheidingen” gestart. Het valt de organisaties in de jeugdbeschermingsketen op dat de casuïstiek waar zij mee te maken hebben vaak dermate is vast gelopen, dat een jeugdbeschermer tijdens de kinderbeschermingsmaatregel weinig meer kan betekenen. Daarom is het van belang om eerder te signaleren dat een scheiding complex is of wordt. Hier wordt volop samengewerkt met het initiatief van ontwikkeltafel 1.
Landelijke ontwikkelingen
In maart 2021 is het ‘toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming’ naar de Tweede Kamer verzonden. Dit gaat niet alleen iets betekenen voor de organisaties in deze keten (Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en de GI’s), maar voor het gehele jeugdhulpveld.
Alle partijen willen graag door met de samenwerking en sluiten graag aan bij een regionale samenwerkingsagenda.
Jeugdstrafrechtsketen
Er is door het procesteam Jeugdstrafrecht de volgende kenlpuntenanalyse gemaakt:
- De jeugdstrafrechtsketen is een keten waarin opvolgend wordt gewerkt en weinig inclusief.
- Een aantal jaren geleden is het Openbaar Ministerie gecentraliseerd (Arrondissement Oost).
- In 2015 is de jeugdzorg gedecentraliseerd (gemeenten).
- Het aantal raadsonderzoeken straf is de afgelopen jaren sterk afgenomen (2015: 411, 2019: 231).
- De gemiddelde leeftijd van de jongeren die een jeugdreclasseringsmaatregel hebben, gaat omhoog (2015: 17,7 jaar, 2020: 18,2 jaar)
- Na plegen van delict duurt het geregeld lang voordat jongeren op zitting moeten verschijnen (soms 1-1,5 jaar).
- Waar het jeugdstrafrecht voor de centralisatie van het OM en de decentralisatie van de jeugdzorg wel eens ‘pedagogisch’ werd ingezet (voorbeeld: voorgeleiding bij een lichter delict bij een jongere waar zorgen over zijn, om op die manier Jeugdreclassering in te zetten), zien we dit de laatste jaren minder worden. Jongeren worden gedagvaard/voorgeleid op strikt juridische gronden.
- Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdzorg, dus ook voor de ondersteuning aan de groep (beginnend) delinquente jongeren. De kennis binnen gemeenten over deze doelgroep en deze keten is beperkt.
- Politie deelt geen informatie meer in (vroegsignalerings)overleggen over jongeren, omdat dit AVG-technisch niet mag.
- Niet alle jongeren waar de politie zorg om heeft, worden gemeld bij Veilig Thuis. Hier vallen jongeren tussen wal en schip.
- In 14 gemeenten gebeurt de vroegsignalering op 14 verschillende manieren. In sommige gemeenten is er helemaal geen vroegsignalering meer sinds de politie gestopt is met het delen van gegevens.
Aanpak
Vroegsignalering functioneert niet voldoende. Sommige jongeren die risicogedrag vertonen blijven buiten beeld. In 2021 is een project gestart voor een betere inrichting van de vroegsignalering binnen de Twentse gemeente. Politie, gemeenten (lokale toegang en leerplicht), Veilig Thuis, onderwijs en jongerenwerk zijn vertegenwoordigd in het projectteam dat hiermee aan de slag is. Handreikingen worden verwacht begin 2022.
Daarnaast bleek uit een rondgang bij gemeenten dat veel gemeenten binnen het sociaal domein weinig kennis in huis hebben op het gebied van de Jeugdstrafrechtsketen. In januari 2022 wordt er een webinar/voorlichting georganiseerd waarbij alle ketenpartners zich aan de gemeenten voorstellen. Alle belangstellenden in Twente kunnen zich hiervoor aanmelden (van uitvoering tot bestuur).
Vanuit zowel het domein Veiligheid (waar burgemeesters vanuit de gemeenten verantwoordelijk zijn) als Zorg (waar wethouders vanuit de gemeenten verantwoordelijk zijn) zijn programma’s/projecten opgezet. Bestuurlijk wordt het belang van de verbinding tussen beiden domeinen onderkend.
Perspectief op een goed leven (Samenwerking Jeugdhulp en Onderwijs)
Er is een behoorlijke samenhang en overlap tussen de jeugdwet en de wet op het passend onderwijs. Ongeveer 10% van de jongeren op scholen krijgt ondersteuning vanuit de jeugdwet. Op sommige scholen is dit 90%. Vaak hebben deze jongeren zowel ondersteuning thuis als op school nodig. In de praktijk zijn er allerlei belemmeringen om die ondersteuning op een goede manier te combineren. Ook zijn er vaak discussies over wie wat betaalt.
De afgelopen jaren hebben gemeenten, scholen en zorgaanbieders allerlei initiatieven ontwikkeld om deze jongeren, hun ouders en de betrokken leerkrachten te ondersteunen. Vanuit al die initiatieven en ontwikkelingen kan een aantal kaders voor de komende jaren worden gedestilleerd. Deze kaders zijn ontstaan in nauwe samenwerking tussen gemeenten, onderwijs en zorgaanbieders. Dit is nog niet waar we staan, maar wel de richting waarvan we vinden dat we die in zouden moeten slaan om jongeren beter te ondersteunen en hen daarmee een perspectief op een goed leven te bieden.
Ten eerste is het belangrijk om samen te werken om jongeren zoveel mogelijk in hun eigen omgeving op te laten groeien. Nu gaan toch nog best wel veel jongeren naar speciale opleidingsplekken relatief ver van huis. Gemeenten en onderwijs kunnen samen proberen meer jongeren met goede ondersteuning op reguliere scholen te houden. Ook kunnen zij samen kijken naar de locaties van de speciale scholen om te zorgen dat meer jongeren dichtbij huis onderwijs kunnen genieten. Hier moet een gezamenlijk regionaal langetermijnplan op komen. Dit draagt bij aan de beweging richting inclusiever onderwijs.
Hierop aansluitend is de beweging op gang gekomen dat de school niet alleen maar vindplaats is voor signalering en vroeghulp. Vanuit de Twentse gedachte is school juist een werkplaats waar de ondersteuning ook daadwerkelijk gezamenlijk wordt vormgegeven.
Ten tweede is het belangrijk om op het niveau van leerlingenpopulaties/scholen de samenwerking tussen school, zorgaanbieders en gemeenten te versterken. We hebben gemerkt dat veel samenwerking zich op de individuele jongere richt. We kunnen samen preventiever en effectiever werken als we ook kijken naar de hele school en naar wat specifieke klassen nodig hebben. Ook merken we dat betrokken professionals vaak ad hoc en losjes met elkaar samen werken. Door dit beter te organiseren kunnen we betere ondersteuning bieden. Verder merken we dat op sommige scholen erg veel verschillende zorgaanbieders zijn die samen heel veel jongeren ondersteunen. Op sommige scholen is het van meerwaarde om dan collectieve afspraken te maken tussen de scholen en een of meerdere zorgaanbieders. Tot slot zijn er scholen met een subregionale of regionale functie. Voor die scholen is het belangrijk dat de betrokken gemeenten samen optrekken bij het maken van afspraken.
Ten derde is het belangrijk dat zorgpartijen niet alleen individueel gericht zijn, maar ook op collectief niveau meedenken met gemeenten en scholen. Van de grootste zorgaanbieders per school verwachten we dat ze ook een partnerrol op zich nemen in die samenwerking.
Ten vierde merken we dat op dit moment sterk wordt gekeken naar of een leerling ziek is of aan het spijbelen is. In beide gevallen volgt een leerling geen onderwijs en vaak is het onderscheid ook wat grijs. Hierdoor kunnen leerlingen in verschillende “stromen” terecht komen, waardoor goede ondersteuning uitblijft. Beter is om te kijken wat er wel kan en hoe we stimuleren dat leerlingen zoveel mogelijk onderwijs genieten. Daarom willen we het beleid van scholen, leerplicht en de jeugdgezondheidszorg richten op het stimuleren van schoolaanwezigheid.
Ten vijfde. We hebben de afgelopen jaren een intensieve samenwerking opgebouwd. Hiervoor was extern budget voor beschikbaar. De komende tijd moeten we het met eigen middelen doen. Belangrijk is dat zowel onderwijs als gemeenten hier verantwoordelijkheid voor voelen en samen een samenwerkbudget opzetten.
Opgaven voor gemeenten en onderwijs voor kinderen die ondersteuning Jeugdhulp nodig hebben.
- Ontwikkel samen met het onderwijs een plan om meer inclusief (meer kinderen kunnen op reguliere scholen passend onderwijs volgen) en thuisnabij (minder kinderen hoeven uren in busjes naar speciale locaties) onderwijs vorm te geven.
- Maak samen met school en betrokken professionals van de zorgaanbieders per school een plan op de niveaus van de school, de klassen en de individuele leerlingen hoe jeugdwet en passend onderwijs ondersteuning elkaar kan versterken.
- Sluit aan bij de principes van interprofessioneel samenwerken;
- Maak bij scholen waar relatief veel kinderen ondersteuning vanuit de jeugdwet krijgen collectieve afspraken met school en de zorgaanbieders;
- En maak als gemeenten die samen aanzienlijk veel leerlingen op een school hebben samen afspraken met de school en de zorgaanbieders.
- Zorg dat zorgpartijen die veel leerlingen van een school ondersteunen met de school afspraken maken over hoe zij de leerlingen en de school kunnen helpen om de schoolgang te stimuleren.
- Werk en denk niet in termen van ge- en ongeoorloofd verzuim maar maak de beweging naar schoolaanwezigheid.
- Zorg dat de samenwerking zowel door de gemeenten als de scholen wordt gefaciliteerd en bekostigd.
Tot slot is het belangrijk dat er regionaal coördinatie is op deze opgaves. Sommige onderdelen moeten regionaal worden opgepakt, bijvoorbeeld het eerste beslispunt. Ook is het belangrijk dat de kaders van het tweede en vierde punt regionaal worden uitgewerkt en vastgesteld. Bij de concrete invulling daarvan ligt de verantwoordelijkheid bij de individuele scholen en de betrokken gemeenten. Hetzelfde geldt voor de rol van de zorgaanbieders. Regionaal kan in de contractgesprekken worden gestuurd op hun inzet op de scholen, maar de invulling daarvan en het maken van de concrete afspraken gebeurt met de individuele school en de betrokken gemeenten.